Selecteer een pagina

Dossier: Europees recht


HR 12 april 2013, LJN BY1533 (Hauck/Stokke)

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over de uitleg van de bepaling dat merken niet uitsluitend mogen bestaan uit een vorm die door de aard van de waar wordt bepaald of die een wezenlijke waarde aan de waar geeft. (meer…)

HR 26 april 2013, LJN BY0539 (Residex/Gemeente Rotterdam)

Art. 88 lid 3 EG strekt niet zonder meer ertoe de geldigheid van een daarmee strijdige garantieverstrekking aan te tasten (vgl. art. 3:40 lid 3 BW), doch slechts indien, bij gebreke van minder dwingende procedurele maatregelen, nietigverklaring ertoe kan leiden of ertoe kan bijdragen dat de mededingingssituatie van vóór de garantieverstrekking wordt hersteld. (meer…)

HR 12 april 2013, LJN BY1532 (Stokke/Fikszo)

1. Bij de vergelijking van de totaalindrukken tussen twee werken van toegepaste kunst zijn de auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van het beweerdelijk bewerkte of nagebootste werk bepalend. Onbeschermde elementen kunnen hierbij (slechts) meewegen voor zover de combinatie van al deze elementen in het beweerdelijk nagebootste werk aan de “werktoets” beantwoordt. 2. Het is mogelijk dat een bewerking van een werk daarvan noch een verveelvoudiging vormt, noch een bewerking die een nieuw, oorspronkelijk werk is. (meer…)

HR 5 april 2013, LJN BZ1780 (Albron Nederland/FNV Bondgenoten c.s.)

Uit de wetsgeschiedenis van art. 7:663 BW volgt dat de wetgever beoogd heeft Richtlijn 2001/23/EG getrouw om te zetten. De (van de richtlijn afwijkende) bewoordingen van art. 7:663 BW zijn daarom niet doorslaggevend. Het hof heeft zich terecht niet van een richtlijnconforme interpretatie laten weerhouden door, in lijn met het antwoord van het Hof van Justitie op de door het hof gestelde prejudiciële vraag (zie het Albron-arrest), te oordelen dat het feit dat de cateringmedewerker ten tijde van de overgang van de onderneming waarvoor hij feitelijk werkzaam was, niet bij deze onderneming in dienst was, maar bij een zustermaatschappij, niet in de weg staat aan de toepasselijkheid van art. 7:663 BW. (meer…)

HR 15 maart 2013, LJN BY6101 (X en Y/H9 Invest c.s.)

Gezien de Nederlandse praktijk en de waarborgen die in Nederland omtrent de wijze van praktijkuitoefening van advocaten in dienstbetrekking bestaan, is geen grond om aan een advocaat het verschoningsrecht te ontzeggen op grond van het enkele feit dat hij in dienstbetrekking werkzaam is. Het Akzo-arrest van het HvJEU, waarin is geoordeeld dat wat betreft het Unierechtelijke mededingingsrecht een advocaat in dienstbetrekking geen verschoningsrecht toekomt, geldt niet buiten het Unierechtelijke mededingingsrecht. (meer…)

HR 22 februari 2013, LJN BY1529 (Stokke/H3 Products)

Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, is vereist dat het desbetreffende werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Het HvJEU heeft de maatstaf aldus geformuleerd dat het moet gaan om “een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk”. Deze maatstaf geldt evenzeer als het een gebruiksvoorwerp betreft. Aanleiding voor de veronderstelling dat zulks naar Europees recht anders zou zijn, is er niet. (meer…)

Cassatieblog.nl