Selecteer een pagina

Dossier: Overheidsrecht


 HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1049 (Universiteiten / SCAU)

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) voorziet in een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang voor studenten die willen opkomen tegen (de hoogte van) het verschuldigde instellingscollegegeld. Hier ligt dus geen taak voor de civiele rechter. Dit geldt eveneens voor aspirant-studenten, aangezien zij al voor de inschrijving een besluit over de hoogte van verschuldigd instellingscollegegeld kunnen verkrijgen. Tegen dat besluit staat vervolgens de bestuursrechtelijke rechtsgang open. (meer…)

HvJ EU 7 april 2016, C-460/14, Massar/DAS) en HvJ EU 7 april 2016, C-5/15, Büyüktipi/Achmea c.s.

Het recht op vrije advocaatkeuze geldt ook voor (1) de ontslagprocedure ex art. 6 BBA en (2) de bezwaarprocedure tegen een indicatiebesluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). (meer…)

HR 26 februari 2015, ECLI:NL:HR:2016:345 (X c.s. / Staat)

Bij de beoordeling of voldaan is aan het bij erfvredebreuk geldende delictsbestanddeel “bij een ander in gebruik” (zoals opgenomen in art. 138 Sr) komt het erop aan of een ander dan de kraker in feitelijke zin enigerlei bezit of houderschap over het erf uitoefent. Hiervoor gelden niet dezelfde eisen als voor gebruik van een woning, zoals vereist voor huisvredebreuk. (meer…)

HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:293

Ook buiten het geval dat het rechtsfeit of de rechtshandeling waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd is neergelegd in een door een bevoegde ambtenaar opgemaakte akte, kan grond bestaan voor erkenning daarvan. Daarvoor kan aanleiding bestaan als met voldoende zekerheid vaststaat dat naar buitenlands recht van het rechtsfeit of de rechtshandeling sprake is. Op degene die zich daarop beroept, rusten de stelplicht en bewijslast terzake. Voorts moeten er geen gronden zijn die zich tegen de erkenning verzetten. (meer…)

HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3625

Als wordt uitgegaan van de juistheid van de stellingen van eiser dat hij, als het college van B&W en het college van Gedeputeerde Staten geen onrechtmatige besluiten hadden genomen, een aanvraag voor een bouwvergunning zou hebben gedaan die binnen het in dat geval geldende bestemmingsplan paste, dan brengt het limitatief-imperatieve stelsel van art. 44 Woningwet (oud) mee dat deze aanvraag ook daadwerkelijk zou zijn toegewezen. Het oordeel van het hof dat de onrechtmatige besluiten van B&W en GS niet tot vertragingsschade hebben geleid, is daarom volgens de Hoge Raad onjuist. (meer…)

HR 11 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3568

Antwoord op prejudiciële vraag. Een beding dat ertoe strekt dat een opgelegde boete wegens niet-naleving van de verplichtingen uit de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) door de aannemer kan worden verhaald op de onderaannemer, doet als zodanig geen onaanvaardbare afbreuk aan het doel of de strekking van de Wav en is in beginsel dus niet nietig wegens strijd met de wet, de openbare orde of de goede zeden (art. 3:40 BW). (meer…)

Cassatieblog.nl