Instellen van eis sluit stuiting verjaring door schriftelijke aanmaning of mededeling niet uit
HR 8 februari 2013, LJN BX7846 (Van Lanschot/Verweerders)
De omstandigheid dat een eis is ingesteld of bindend advies is gevraagd laat onverlet dat de verjaring van de rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis ook kan worden gestuit door een schriftelijke aanmaning of mededeling als bedoeld in art. 3:317 lid 1 BW. Art. 3:316 lid 2 BW moet aldus worden uitgelegd dat het niet (tijdig) instellen van een nieuwe eis of het niet (tijdig) opnieuw vragen van bindend advies niet het intreden van de verjaring meebrengt, maar slechts tot gevolg heeft dat de stuitende werking van de eerder ingestelde eis of het eerdere gedane verzoek komt te vervallen. Lees meer…
Onderzoeks- en klachtplicht bij beleggingsadvies
HR 8 februari 2013, LJN BY4600 (Eisers/Rabobank)
(1) De in art. 6:89 BW verankerde onderzoeks- en klachtplicht van de schuldeiser is van toepassing op alle verbintenissen, waaronder ook die uit beleggingsadviesrelaties. De vraag of aan deze onderzoeks- en klachtplicht is voldaan, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Bij die beoordeling is van belang of de schuldenaar nadeel lijdt door het late tijdstip waarop de schuldeiser heeft geklaagd. De tussen het bekend worden van het gebrek en de klacht verstreken tijd vormt weliswaar een belangrijke factor, maar is niet doorslaggevend.
(2) Bij beleggingsadviesrelaties rust ingevolge art. 6:89 BW op de (particuliere) cliënt pas een onderzoeksplicht met betrekking tot de vraag of de bank haar zorgplicht heeft nageleefd, indien de cliënt van die zorgplicht op de hoogte is en gerede aanleiding heeft te veronderstellen dat de bank daarin kan zijn tekortgeschoten. Lees meer…
Eliminatieregel bij waardebepaling in onteigeningszaken ook van toepassing bij waardevermeerderende bestemming
HR 8 februari 2013, LJN BY4119 (Ballast Nedam/Staat)
(1) Indien de bestemming van het onteigende destijds in het bestemmingsplan is bepaald met het oog op een concrete (toekomstige) invulling van die bestemming, moet dat bestemmingsplan bij de waardebepaling van het onteigende worden weggedacht. Dat geldt ook indien de te elimineren bestemming van waardevermeerderende invloed is. (2) Art. 50 Ow, waarin de vergoeding van proceskosten in onteigeningsprocedures is geregeld, is niet van toepassing op de cassatieprocedure. Lees meer…
Art. 843a Rv-vordering ook mogelijk in kort geding tijdens lopende bodemprocedure
HR 8 februari 2013, LJN BY6111 (DB Schenker/Prorail)
Een vordering tot inzage van bescheiden op grond van art. 843a Rv kan worden ingesteld in een afzonderlijk kort geding, ook tijdens een lopende bodemprocedure. Lees meer…
Ambtshalve zekerheidstelling in onteigeningszaken
HR 8 februari 2013, LJN BY2638 (X/Waterschap Hollandse Delta)
In onteigeningszaken dient de rechtbank ambtshalve een zekerheidstelling te bepalen indien daarom niet is verzocht door de onteigende, nu art. 54i lid 4 Ow imperatief is geformuleerd. Lees meer…
Aan welke eisen moeten de aantekeningen als bedoeld in art. 37a Wet Bopz voldoen?
HR 8 februari 2013, LJN BY7928
Aan de hand van de aantekeningen als bedoeld in art. 37a Wet Bopz moet de ontwikkeling kunnen worden beoordeeld die de betrokkene in de desbetreffende periode heeft doorgemaakt. Lees meer…
Vernietiging vaststellingsovereenkomst wegens dwaling ook mogelijk bij onjuiste inlichting die niet rechtstreeks aan de dwalende is verstrekt
HR 1 februari 2013, LJN BY3129
Ook bij een vaststellingsovereenkomst is een geslaagd beroep op dwaling mogelijk, in het bijzonder als sprake is van onjuiste inlichtingen of schending van een spreekplicht van de wederpartij. Aan een succesvol beroep op dwaling staat niet in de weg dat de onjuiste inlichting niet rechtstreeks aan de dwalende partij is verstrekt of niet specifiek is verstrekt in verband met de overeenkomst ten aanzien waarvan het beroep op dwaling is gedaan. Lees meer…
Concordantiebeginsel leidt tot beperking aansprakelijkheid van loods naar Arubaans recht
HR 1 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1880 (MS Austria/Aruba Ports Authority)
Toepassing van het concordantiebeginsel brengt mee dat een loods ook naar Arubaans recht slechts aansprakelijk is voor schade die wordt toegebracht aan het door hem geloodste schip, indien hij deze schade heeft veroorzaakt door opzet of grove schuld (vergelijk art. 3 Loodsenwet). Daarbij mocht het hof betrekken dat voor Aruba blijkens een ontwerp-Landsverordening een nagenoeg identieke regeling is beoogd als in de Nederlandse Antillen en Nederland. Lees meer…
Een onverplichte wijze van uitvoering van een verplichting is nog geen onverplicht verrichte prestatie
HR 1 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4134 (Van Leuveren q.q. / ING)
(1) Een volmachtverlening die uitsluitend ertoe strekt een reeds overeengekomen verpanding tot stand te brengen kan niet worden aangemerkt als een onverplichte rechtshandeling in de zin van art. 42 F, ook al was deze specifieke wijze van uitvoering van de verplichting tot verpanding niet overeengekomen. (2) Registratie van de akten waarin de verpandingstitel en de volmachtverlening zijn vastgelegd, is niet vereist om een geldige verpanding tot stand te brengen. Lees meer…
Bopz-rechter mag eerst het verzoek met de verste strekking behandelen
HR 1 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ0285
De Wet Bopz verzet zich niet ertegen dat indien een verzoek om een voorlopige machtiging is ingediend voordat is beslist over de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling, terstond wordt beslist op het verzoek om een voorlopige machtiging. Ook indien beide verzoeken gelijktijdig worden gedaan, staat het de rechter vrij eerst het verzoek met de verste strekking te behandelen. Lees meer…