De informatieplicht van de (beslag)schuldenaar en de beslagvrije voet – buitenlandse inkomsten en vermogen

De informatieplicht van de (beslag)schuldenaar en de beslagvrije voet – buitenlandse inkomsten en vermogen

HR 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1776

De schuldenaar ten laste van wie derdenbeslag wordt gelegd is desgevraagd verplicht aan de deurwaarder zijn binnen- en buitenlandse bronnen van inkomsten op te geven, zodat de deurwaarder daar bij de berekening van de beslagvrije voet rekening mee kan houden. Die informatieverplichting strekt zich niet uit tot zijn (binnen- of buitenlandse) vermogen. Lees meer…

Cassatievlog #006 | Kan een betaling van ná het faillissement vanaf een rekening met een debetstand worden teruggevorderd?

Cassatievlog #006 | Kan een betaling van ná het faillissement vanaf een rekening met een debetstand worden teruggevorderd?

HR 28 januari 2022 ECLI:NL:HR:2022:80 (Royal FloraHolland U.A. / Wittekamp q.q.)

Jerre de Jong behandelt in 3 minuten een belangrijke uitspraak over de terugvordering van betalingen door een curator. Kan een curator een girale betaling die daags na faillissement is verricht als onverschuldigd terugvorderen van de schuldeiser? Dit kan alleen als daardoor het actief van de boedel is verminderd of het passief is vermeerderd.

 

Cassatievlog #006 is ook als podcast beschikbaar.

Onroerende aanhorigheden in het huurrecht

Onroerende aanhorigheden in het huurrecht

HR 21 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:61

In het huurrecht is van belang of sprake is van een voorziening die naar zijn aard onlosmakelijk met de gehuurde woonruimte verbonden is (een ‘onroerende aanhorigheid’). Als daarvan sprake is, kunnen bepaalde daaraan verbonden lasten niet door de verhuurder bij de huurder in rekening worden gebracht. De Hoge Raad heeft in dit arrest beslist dat de vraag of sprake is van zo’n onroerende aanhorigheid mede kan worden bepaald aan de hand van art. 3:4 BW. Daarnaast heeft de Hoge Raad beslist dat art. 7:237 lid 2 BW voorgaat op de Warmtewet 2014. Lees meer…

Cassatievlog #005 | Niet verschenen belanghebbende kan toch in cassatie, procedurele complicaties rond olieverontreiniging

Cassatievlog #005 | Niet verschenen belanghebbende kan toch in cassatie, procedurele complicaties rond olieverontreiniging

HR 21 december 2021 ECLI:NL:HR:2021:1967 National Chemical Carriers / Staat e.a.

Martijn Scheltema behandelt in drie minuten een zaak over de gevolgen van olieverontreiniging in de Rotterdamse haven. Onderdeel van het geschil is of het Internationale fonds voor het opruimen van olieverontreiniging mede gehouden is de daardoor ontstane schade te vergoeden. Die inhoudelijke vraag is in deze beschikking niet beantwoord, wel de vraag of het Fonds, dat eerder in deze verzoekschriftprocedure nog niet was verschenen, dat in cassatie wel kan en of het ook nog zelf cassatiemiddelen kan aanvoeren.

 

Cassatievlog #005 is ook als podcast beschikbaar.

Cassatievlog #004 |  De persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders voor achterstallige pensioenpremies

Cassatievlog #004 | De persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders voor achterstallige pensioenpremies

HR 14 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:13  

Maartje Möhring vertelt in drie minuten over een arrest van de Hoge Raad over de aansprakelijkheid van bestuurders voor achterstallige pensioenpremies. In dat arrest gaat de Hoge Raad – aan de hand van de algemene regels uit Boek 6 BW – in op de vraag of de aansprakelijkheid van de bestuurder afhankelijk is van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon.

 

Cassatievlog #004 is ook als podcast beschikbaar.

Bewijsvermoedens niet-uitgevoerd verrekenbeding

Bewijsvermoedens niet-uitgevoerd verrekenbeding

HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1922

De bewijsvermoedens van art. 1:136 lid 2 BW en art. 1:141 lid 3 BW brengen mee dat de tot verrekening gerechtigde echtgenoot in beginsel kan volstaan met stellen en aannemelijk maken dat de andere echtgenoot bij het einde van het huwelijk bepaalde vermogensbestanddelen heeft. Het ligt dan op de weg van de andere echtgenoot om te stellen en zo nodig te bewijzen dat het bij het einde van het huwelijk aanwezige vermogen of bepaalde bestandsdelen daarvan niet gevormd is uit wat verrekend had moeten worden. Daartoe mag van die echtgenoot worden verwacht dat hij aanvoert hoe de vermogensbestanddelen in kwestie zijn gefinancierd of verkregen en dat hij zo nodig bescheiden overlegt die dit afdoende onderbouwen. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl