Selecteer een pagina

Dossier: Financieel recht


HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA1725 (Eisers/NBG Finance B.V.)

De in het arrest De Treek/Dexia gegeven vuistregel voor verdeling van de schade op grond van art. 6:101 BW wegens eigen schuld van de afnemer van een effectenlease-product, is niet van toepassing in het onderhavige geval, waarin sprake is van een adviesrelatie en van de omstandigheid dat de eigen beslissing van de afnemer is beïnvloed door zijn financieel adviseur. (meer…)

HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9243 (Varde Investments/X)

De vraag of een volmacht is verleend en, zo ja, met welke inhoud, dient te worden beantwoord aan de hand van de maatstaven van art. 3:33 en 3:35 BW. Het afleggen van een opt-outverklaring zoals bedoeld in art. 7:908 lid 2 BW is niet aan te merken als een daad van beschikking in de zin van art. 3:62 lid 2 BW, nu die verklaring slechts erop is gericht dat geen gebondenheid ontstaat aan een verbindend verklaarde regeling. Geen rechtsregel staat eraan in de weg dat partijen na het uitbrengen van een opt-outverklaring een schikking aangaan met dezelfde of een andere inhoud. (meer…)

HR 13 juli 2012, LJN BW4989 (Delta Lloyd Bank/X)

Bij de beoordeling of sprake is van koop op afbetaling en huurkoop dient de rechter door de contractuele constructie heen te kijken. Dat brengt mee dat sprake kan zijn van huurkoop – zodat voor het aangaan daarvan op straffe van vernietigbaarheid schriftelijke toestemming van de echtgenoot is vereist – wanneer de deelnemer in een aandelenleaseproduct direct rechthebbende wordt van een giraal effectentegoed (en niet eerst na betaling van de koopprijs), maar daarover niet kan beschikken als gevolg van een ten behoeve van de bank op de aandelen gevestigd openbaar pandrecht. Dat een aandelenleaseovereenkomst de kenmerken heeft van geldlening, opdracht en/of effectenbemiddeling, staat er niet aan de weg dat tevens sprake kan zijn van koop op afbetaling. (meer…)

HR 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0614 (ING/Manning q.q.)

De verbintenis van een bank om overeenkomstig een instructie van haar rekeninghouder een betalingsopdracht ten laste van het saldo van de rekening-courant uit te voeren, ontstaat pas op het moment dat die instructie wordt gegeven. (meer…)

HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6506 en ECLI:NL:HR:2012:BU6508

De verjaringstermijn van de vernietigingsbevoegdheid van een echtgenoot op grond van artikel 1:88 jo. 1:89 BW gaat lopen vanaf het tijdstip dat deze met de gesloten overeenkomsten daadwerkelijk bekend is geworden. De omstandigheid dat betalingen plaatsvonden via een “en/of”-rekening kan de gevolgtrekking wettigen dat de echtgenoot met de ontvangst van het oudste bankafschrift waarop de betalingen staan vermeld, bekend was met de betrokken overeenkomst. Het staat de wederpartij ingevolge art. 151 lid 2 Rv echter vrij tegenbewijs te leveren. Staat eenmaal vast dat de vernietigingsbevoegdheid is verjaard, dan biedt voeging met een beroep op art. 3:51 lid 3 BW geen soelaas meer. (meer…)

HR 23 december 2011,ECLI:NL:HR:2011:BT8457 (X/Achmea Retail Bank)

Art. 7A:1576 lid 3 BW strekt ertoe te voorkomen dat de in de wettelijke regeling van koop op afbetaling beoogde bescherming van de (huur)koper wordt ontgaan doordat de desbetreffende overeenkomst in een bepaalde vorm wordt gegoten. De contractuele vorm of constructie is niet doorslaggevend bij de beoordeling of sprake is van koop op afbetaling en dus kan een aandelenleaseovereenkomst waarbij de deelnemer tijdens de looptijd maandelijks alleen rente over het beleggingskrediet verschuldigd is, als zodanig worden aangemerkt, zodat toestemming van de echtgenoot – op straffe van vernietigbaarheid (art. 1:88 lid 1 sub d BW) – nodig is voor het aangaan daarvan. (meer…)

Cassatieblog.nl