Selecteer een pagina

Dossier: Overheidsrecht


HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:812 (CVZ/de verzorgingshuizen)

Wanneer aanvrager en bestuursorgaan hebben afgesproken dat bij een bepaald subsidiebesluit ook een beslissing wordt genomen over, bijvoorbeeld, de toekenning van opgebouwde investeringsreserves, dan mag van de aanvrager verwacht worden dat hij een rechtsmiddel aanwendt tegen dat subsidiebesluit als daarover in het besluit, ondanks de afspraak, geen kenbare beslissing is genomen. Wanneer de aanvrager tegen dat besluit geen rechtsmiddel aanwendt, krijgt het besluit formele rechtskracht, ook ten aanzien van het niet-toekennen van de reserves. Van klemmende bezwaren tegen toepassing van het beginsel van formele rechtskracht is in een dergelijk geval geen sprake. (meer…)

HR (Belastingkamer) 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:699

De heffing van griffierechten in het bestuursrecht is in het algemeen van dien aard dat rechtzoekenden daarmee de effectieve toegang tot de rechter niet wordt ontnomen. Er kunnen zich evenwel gevallen voordoen (zoals in casu: financieel onvermogen van de betrokkene) waarin heffing van het wettelijke griffierecht het voor de rechtzoekende onmogelijk, althans uiterst moeilijk maakt om de door de wet opengestelde bestuursrechtelijke rechtsgang te volgen. Ook buiten de werkingssfeer van art. 6 EVRM en art. 47 van het Handvest EU kan niet worden aanvaard dat in die gevallen een (hoger) beroep wegens het onbetaald laten van griffierechten niet-ontvankelijk wordt verklaard. (meer…)

HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:831 (Reaal/Gemeente Deventer)

Indien een overheidslichaam, aangesproken als wegbeheerder op grond van art. 6:174 BW, zich ten verwere (mede) erop beroept dat de financiële middelen te beperkt waren om de vereiste maatregelen te treffen, ligt het op de weg van dat overheidslichaam dit verweer voldoende te onderbouwen. (meer…)

HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:767

De gehoudenheid om een besluit toereikend te motiveren (art. 7:12 Awb), strekt niet tot bescherming van vermogensbelangen van personen die niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbende bij dit besluit in de zin van de Awb. Schending van de motiveringsplicht is dus niet onrechtmatig jegens niet belanghebbenden, nu niet voldaan wordt aan de relativiteitseis van art. 6:163 BW. De motiveringsplicht strekt er toe dat degene die tegen het besluit bezwaar heeft gemaakt en eventuele andere belanghebbenden uit de beslissing kunnen opmaken waarom aan de aangevoerde bezwaren niet is tegemoetgekomen, onder meer met het oog op het al dan niet instellen van rechtsmiddelen. (meer…)

HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:736 (X/Gemeente De Bilt)

(1) Een vordering tot vergoeding van immateriële schade wegens een onredelijk lange duur van een civiele procedure moet worden ingesteld in een afzonderlijke procedure tegen de Staat. Voor de hoogte van de vergoeding wordt in beginsel aangesloten bij de richtlijnen die daarvoor in het bestuursrecht ontwikkeld zijn (vgl. ABRvS 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188). (2) Bij de opheffing van een erfdienstbaarheid en de toekenning van een schadeloosstelling aan de eigenaar van het heersend erf spelen de belangen van de eigenaar van het dienend erf geen rol. (meer…)

HR 14 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:624 (Gemeente Amstelveen / J&B Vastgoed en DNC Vastgoed)

Het verhaal van al verbeurde dwangsommen op de rechtsopvolger van degene die deze in eerste instantie heeft verbeurd, wordt niet altijd gelegitimeerd door het doel en de strekking van artikel 100e (oud) en 100e (nieuw)[1] Woningwet. Zonder nadere wettelijke basis is dit verhaal in elk geval niet gerechtvaardigd wanneer de rechtsopvolger geheel buiten de niet-naleving van de Woningwet staat die aanleiding was voor de dwangsom, aan die niet-naleving onmiddellijk een einde heeft gemaakt na de rechtsopvolging en bovendien geen voordeel trekt uit de niet-naleving. (meer…)

Cassatieblog.nl