Schuld uit voorhuwelijks bankkrediet niet zonder meer verknocht
HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1749
Een schuld die is ontstaan door een bankkrediet dat aan een van de echtgenoten is verleend kan niet op deze enkele grond worden aangemerkt als een verknochte schuld, ook niet als deze is ontstaan voor het huwelijk van partijen en als aan de andere echtgenoot geen verantwoording is of wordt afgelegd van de besteding van de aldus verkregen financiële middelen. Het hof heeft echter een onbegrijpelijk oordeel gegeven voor zover het heeft overwogen dat in dit geval geen grond bestaat voor afwijking van de hoofdregel van verdeling bij helfte op grond van de redelijkheid en billijkheid. Lees meer…
Schorsing van de verjaring van een CMR-schadevordering
HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2839
De verjaring van schadevordering waarop het CMR-verdrag van toepassing is wordt geschorst door een “schriftelijke vordering” als bedoeld in art. 32 lid 2 CMR. Deze vordering dient een duidelijke aanzegging van aansprakelijkstelling te behelzen, maar behoeft het ontstaan en de omvang van de schade niet te specificeren. Lees meer…
Geen enquête naar beleid ASMI
HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1435 (ASMI II)
Voor de ontvankelijkheid in cassatie van de verzoeker tot cassatie in een enquêteprocedure geldt niet (nog steeds of opnieuw) de kapitaalseis van art. 2:346 aanhef en onder b BW, waaraan voldaan moet zijn voor de ontvankelijkheid bij de OK. Wat de ontvankelijkheid in cassatie betreft, gaat het ingevolge art. 426 lid 1 Rv slechts erom of de verzoeker in de procedure voor de OK verschenen zijn. Na cassatie en verwijzing mogen – ter precisering, toelichting en correctie van reeds ingenomen standpunten – nieuwe stellingen worden ingenomen en producties overgelegd. Lees meer…
Devolutieve werking en grievenstelsel; bewijswaardering en bewijslastverdeling
HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3160
Als de appelrechter tot een andere, voor geïntimeerde ongunstiger waardering van het bewijs komt, dan moet de appelrechter – ook zonder daartoe strekkende incidentele grief– onderzoeken of de rechtbank van een juiste bewijslastverdeling is uitgegaan. In dit geval had de rechtbank echter een bindende eindbeslissing gegeven omtrent de consequenties van het al dan niet slagen in de bewijsopdracht. Nu geïntimeerde die eindbeslissing in het door haar ingestelde tussentijds beroep niet heeft bestreden, stond het de appelrechter niet meer vrij zich over de daaraan ten grondslag liggende bewijslastverdeling uit te laten. Lees meer…
Verrekening van vermogen bij echtscheidingsconvenant
HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3103
Bij echtscheiding gesloten overeenkomst over verrekening vermogen is niet vernietigbaar op de voet van art. 6:229 BW. De wettelijke regeling verrekenbedingen ex art. 1:132 e.v. BW is ook van toepassing indien in de huwelijkse voorwaarden niet, maar in een later tussen echtgenoten gesloten overeenkomst wel wordt voorzien in verrekening van vermogen. Uitsluiting in art. 3:199 BW van (dwalings)regeling ex art. 6:228–230 BW is niet beperkt tot dwaling over de waarde van vermogensbestanddelen. Lees meer…
Advocaat-Generaal: NEN-normen zijn geen algemeen verbindende voorschriften
Conclusie AG 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW0393 (Knooble/Staat)
In deze zaak, eerder besproken op Cassatieblog, is aan de orde of de door het Nederlands Normalisatie-instituut opgestelde normen (NEN-normen) voor gebouwen, onderdeel uitmaken van (overheids)regelgeving. In het Bouwbesluitwordt verwezen naar deze NEN-normen. A-G Langemeijer beantwoordt deze vraag ontkennend: NEN-normen zijn geen algemeen verbindende voorschriften. Lees meer…
Enkele verwijzing naar FENEX-voorwaarden op facturen onvoldoende voor rechtsgeldige internationale forumkeuze
HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2355 en ECLI:NL:HR:2012:BV2356
Om een rechtsgeldige internationale forumkeuze te kunnen aannemen ex art. 23 lid 1 en sub b EEX-Vo (dat is: in een vorm die wordt toegelaten door een tussen partijen gebruikelijk geworden handelswijze), is onvoldoende dat ook eerdere facturen verwijzen naar de FENEX-voorwaarden waarin het forumkeuzebeding is opgenomen. De maatstaf van HR 2 februari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9767, geldt in dit geval niet. De toepasselijkheid van art. 23 EEX-Vo vergt dat de voorwaarden waren meegedeeeld en wel op zodanige wijze dat de opdrachtgever het forumkeuzebeding in de FENEX-voorwaarden kende of heeft kunnen kennen. Lees meer…
Dekking verzekeringsplicht werkgever (art. 7:611 BW) onder AVB-polis
HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1295 (Onderlinge Levensverzekering Maatschappij/Nationale-Nederlanden)
Een redelijke uitleg van een AVB-polis die mede de aansprakelijkheid van een verzekerde als werkgever tegenover zijn ondergeschikten dekt voor letselschade van werknemers die in deelnemen aan het wegverkeer, brengt in beginsel mee dat deze polis tevens dekking verleent tegen een (op art. 7:611 BW gebaseerde) aansprakelijkheid van de werkgever op de grond dat hij heeft verzuimd tegen dat risico een behoorlijke verzekering te sluiten voor zijn werknemers. De functie die een AVB-polis in het maatschappelijk verkeer vervult en de daarop gebaseerde verwachtingen van verzekerden, rechtvaardigen een ruime dekkingsomvang, ook als de gedekte schade in de polisvoorwaarden is omschreven als “schade aan personen en schade aan zaken”. Lees meer…
Tijdstip van in kracht van gewijsde gaan van echtscheidingsbeschikking
HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1029
De echtscheidingsbeschikking gaat eerst in kracht van gewijsde nadat de appelbeschikking waarin de onherroepelijkheid van de echtscheiding wordt geconstateerd (of waaruit dit genoegzaam blijkt) in kracht van gewijsde is gegaan. Dit geldt ook als in hoger beroep vernietiging is gezocht van de beschikking als geheel (echtscheiding én nevenvoorzieningen), maar in het verzoekschrift, noch het verweerschrift wordt opgekomen tegen de echtscheiding. Lees meer…
Devolutieve werking versus noodzaak incidenteel appel bij gedeeltelijk toegewezen vordering
HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU8514 (X/Krediet Specialist Nederland)
Wanneer de vordering van de oorspronkelijk eiser gedeeltelijk is toegewezen en de oorspronkelijk gedaagde/geïntimeerde tegen deze toewijzing geen incidenteel appel heeft ingesteld, brengt de devolutieve werking van het appel niet mee dat een verweer van geïntimeerde waarop (ook) het toewijzende deel van het bestreden vonnis berust, in hoger beroep opnieuw aan de orde kan komen. Het niet bestreden deel van het vonnis – dat op de verwerping van dat verweer berust – heeft immers gezag van gewijsde verkregen. Daarmee is niet verenigbaar dat de appelrechter opnieuw over dat verweer zou kunnen oordelen en daarbij mogelijk tot een ander oordeel zou komen. Lees meer…