Selecteer een pagina

Alle berichten van: Berend-Bram Heinen


HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:958

Het hof heeft verzuimd om voldoende kenbaar in zijn beoordeling te betrekken enkele van de factoren en omstandigheden waaraan bij de toepassing van de uitzonderingsbepaling van art. 8 lid 4 Rome I-verordening belangrijke betekenis toekomt en waarmee de rechter rekening moet houden.  (meer…)

HR 15 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:889

(i) Een regresvordering uit hoofde van art. 7:961 lid 3 BW ontstaat op het moment dat een verzekeraar de schade van de verzekerde vergoedt voor meer dan zijn deel.
(ii) Een regresvordering uit hoofde van art. 7:961 lid 3 BW kan worden beschouwd als een rechtsvordering tot vergoeding van schade in de zin van art. 3:310 lid 1 BW.
(iii) De verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW vangt voor iedere afzonderlijke regresvordering aan op de dag volgend die waarop de desbetreffende regresvordering is ontstaan en opeisbaar is geworden. (meer…)

HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:719

Uit de door het hof vastgestelde feiten kan niet worden geconcludeerd dat de Staat bij verweerder het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de kortingen die in het kader van de oorspronkelijke erfpachtovereenkomst zijn gegeven, ook zouden worden toegepast bij de heruitgifte in erfpacht. (meer…)

HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:723

Een zieke werknemer mag zijn op art. 7:660a BW berustende re-integratieverplichtingen opschorten als de werkgever het gedurende de ziekte verschuldigde loon niet betaalt of heeft betaald. Deze verplichtingen staan tegenover elkaar in de zin van art. 6:262 lid 1 BW en tussen de loonvordering van de werknemer en zijn verbintenis tot nakoming van re-integratieverplichtingen bestaat voldoende samenhang om de opschorting te rechtvaardigen in de zin van art. 6:52 lid 1 BW.  (meer…)

HR 27 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:532

Voor de toewijzing van een verzoek tot uitsluiting van een OR-lid van de werkzaamheden voor de OR is niet vereist dat dit lid een (al dan niet ondubbelzinnige) waarschuwing is gegeven dat hij het hem verweten gedrag dient na te laten. Of, en zo ja, op welke wijze en hoe vaak het lid van de ondernemingsraad is gewaarschuwd, is slechts een van de gezichtspunten die een rol kunnen spelen bij beantwoording van de vraag of de verzochte uitsluiting is aangewezen. (meer…)

Cassatieblog.nl