Dossier: Internationaal privaatrecht


HR 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1170

Een beslissing van het EHRM waarbij een verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek op de grond dat niet is voldaan aan de eisen van de art. 34 en 35 EVRM, brengt niet mee dat de Nederlandse rechter die onderzoekt of een buitenlandse beslissing naar commuun internationaal privaatrecht in Nederland kan worden erkend, tot het oordeel dient te komen dat geen sprake is van strijd met de openbare orde.

(meer…)

HR 19 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1721

Bepalingen uit buitenlandse huwelijkse voorwaarden die huwelijksvermogensrechtelijke aanspraken afhankelijk stellen van welke echtgenoot het verzoek tot echtscheiding heeft ingediend of van welke echtgenoot schuld heeft aan de echtscheiding, kunnen kennelijk onverenigbaar zijn met de Nederlandse openbare orde. Het antwoord op de vraag of een bepaling buiten toepassing moet blijven, hangt af van de omstandigheden van het concrete geval, en in het bijzonder van de mate van betrokkenheid van Nederland bij het geval.

(meer…)

HR 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1164

Binnen het Unierecht is voor het bestaan van een ondergeschiktheidsband kenmerkend het feit dat een werknemer onder het gezag staat van een andere persoon, die niet alleen bepaalt (i) welke prestaties van hem worden verwacht, maar ook (ii) op welke wijze hij die moet verrichten en (iii) wiens instructies en interne voorschriften hij moet naleven. Voor de vraag of sprake is van een ondergeschiktheidsband tussen een werknemer en een vennootschap, is echter niet zonder meer van belang dat die vennootschap sterk verweven is met de rechtspersoon bij wie de werknemer in dienst is. (meer…)

HR 12 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:230

Wanneer een Curaçaose rechter internationaal bevoegd is te oordelen over een van de gezamenlijk in het geding betrokken gedaagden, dan is hij óók bevoegd ten aanzien van de overige gedaagden, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Dit volgt uit artikel 103 Rv Curaçao. Nu de regels van internationaal bevoegdheidsrecht van openbare orde zijn, dient een rechter deze bepaling ambtshalve toe te passen. (meer…)

HR 18 september 2020 ECLI:NL:HR:2020:1443

In deze Caribische zaak staat de vraag centraal of een dwingende bepaling van Frans verzekeringsrecht kan worden beschouwd als een bepaling van bijzonder dwingend recht als bedoeld in artikel 7 lid 1 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: “EVO”), en daarmee het toepasselijk recht op de verzekeringsovereenkomst kan doorkruisen. (meer…)

HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1280 (V Marine Fuels/Dexhon Shipping)

art. 5 Beslagverdrag kent exclusieve rechtsmacht toe aan de rechter binnen wiens rechtsgebied het scheepsbeslag is gelegd – in dit geval de Marokkaanse rechter – om dat scheepsbeslag op te heffen tegen het stellen van zekerheid en om de teruggave van die zekerheid te gelasten. Indien sprake is van exclusieve rechtsmacht van de Marokkaanse rechter voor opheffing en teruggave, wordt die rechtsmacht op onaanvaardbare wijze doorkruist indien de rechter van een andere verdragsstaat – in dit geval de Nederlandse rechter – rechtsmacht zou aannemen voor een vordering als hier door Dexhon c.s. is ingesteld. (meer…)

Cassatieblog.nl