
Uitlatingen minister Verburg in Buitenhof definitief niet onrechtmatig
HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3014 (Friesland Vlees/Staat en TROS).
Volgens het gerechtshof Amsterdam had minister Verburg (LNV) geen onrechtmatige uitlatingen gedaan over Friesland Vlees. De Hoge Raad heeft het hiertegen gerichte cassatieberoep verworpen. Lees meer…
Bewijsaanbod en de specificatie-eis in het licht van verklaringen van andere getuigen
HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3009
Indien bewijs wordt aangeboden door het horen van getuigen die nog niet eerder zijn gehoord, kan niet de eis worden gesteld dat de partij toelicht in welk opzicht de verklaringen van deze getuigen afbreuk zouden kunnen doen aan eerder afgelegde verklaringen van andere getuigen. Dat de getuigen niet rechtstreeks bij de onderhandelingen over de overeenkomst zijn betrokken, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat het bewijsaanbod niet ter zake dienend is. Dat wordt niet anders indien niet wordt aangeboden een eerder gehoorde getuige, waarvan wordt gesteld dat deze leugenachtig heeft verklaard, opnieuw te doen horen. Lees meer…
Nagekomen verwijzing naar exoneratie of algemene voorwaarden
HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3013 (Meegaa/Verweerder)
De vraag of in het kader van een mondeling gesloten overeenkomst een verwijzing op een afleverbon naar een exoneratie of algemene voorwaarden leidt tot toepasselijkheid daarvan, moet worden beantwoord aan de hand van de wilsvertrouwensleer (art. 3:33/3:35 BW). Lees meer…
Beroep tegen eindbeslissingen in een deeluitspraak die relevant zijn voor conventie en reconventie
HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2905
Met het instellen van beroep tegen het deel van de deeluitspraak dat als een tussenuitspraak is aan te merken, mag worden gewacht tot op het desbetreffende gedeelte van het gevorderde einduitspraak is gedaan.
Verkrijging medehuurderschap na beëindiging samenwoning
HR 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2193
Een redelijke toepassing van art. 7:267 BW brengt mee dat de rechter de bevoegdheid heeft om, in verband met de omstandigheden van het geval, een verzoek ter verkrijging van medehuurderschap toe te wijzen ook na de beëindiging van de duurzame gemeenschappelijke huishouding, mits dat verzoek zo spoedig na die beëindiging is gedaan als in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kan worden gevergd. Lees meer…
Gevolgen van vermenging voor pandrecht op oorspronkelijke zaak
HR 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2192 (Glencore / Nationale Borg c.s.)
Wanneer door vermenging van een verpande zaak met een andere zaak een nieuwe zaak ontstaat, komt op grond van art. 5:15 jo. 5:14 lid 2 BW van rechtswege een nieuw pandrecht te rusten op een aandeel in de nieuwe zaak ten behoeve van degene die het pandrecht op de door vermenging tenietgegane zaak had gevestigd. Lees meer…
Deelname aan een criminele organisatie onvoldoende voor hoofdelijke aansprakelijkheid groepsleden
HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914 (TVM c.s./Verweerders)
Uit een bewezen deelname aan een criminele organisatie als strafbaar gesteld in art. 140 Sr kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat ieder lid van die organisatie aansprakelijk is op grond van art. 6:166 lid 1 BW voor schade ten gevolge van door die organisatie gepleegde misdrijven. Lees meer…
Kindgebonden budget vermindert niet behoefte aan kinderalimentatie
HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3011
Het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop dienen niet in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Lees meer…
Staat is aansprakelijk voor misgelopen vakantiedagen
HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2722 en ECLI:NL:HR:2015:2723
Op de aansprakelijkheid van de Staat voor de onjuiste implementatie van Europese richtlijnen in wetgeving in formele zin zijn de normale Nederlandse aansprakelijkheidsregels (art. 6:162 BW) van toepassing. Lees meer…
Inbezitneming: feitelijke machtsuitoefening
HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2743
De theoretische mogelijkheid dat ook een huurder feitelijke macht over een strook grond kon uitoefenen, leidt nog niet tot ontkennende beantwoording van de vraag of deze strook in bezit is genomen. Die mogelijkheid is pas van belang als er aanwijzingen waren om de machtsuitoefening ook daadwerkelijk als die van een huurder aan te merken. Lees meer…