Rechter mag partijdeskundigenrapport volgen ondanks daartegen geuite bezwaren
HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3654 (Eiser/Achmea)
Indien een op verzoek van een partij of op gezamenlijk verzoek van partijen uitgebracht deskundigenrapport in het geding is gebracht, is het aan de rechter om te beoordelen welke waarde daaraan moet worden toegekend (art. 152 lid 2 Rv). Het staat de rechter vrij om bij zijn beoordeling van het geschil een dergelijk rapport tot uitgangspunt te nemen, ook als in het partijdebat bezwaren zijn geuit tegen de wijze van totstandkoming of de inhoud daarvan. Lees meer…
Werkgeversaansprakelijkheid: aanvullende veiligheidsmaatregelen indien toezicht op naleving instructies onmogelijk is
HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3519 (X/ Y en Betrouwbare Totaal Service B.V.)
Indien de plaats waar de werkzaamheden worden verricht eraan in de weg staat dat de werkgever direct toezicht houdt op de naleving van de door hem gegeven instructies, dient deze zo nodig aanvullende veiligheidsmaatregelen te treffen. Het antwoord op de vraag welke maatregelen de werkgever dient te treffen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de kans dat zich een ongeval zal voordoen, de ernst die de gevolgen van een ongeval kunnen hebben en de mate van de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen. Lees meer…
Wet Bopz: terugtredende raadsman vergt onderzoek rechtbank naar wens toevoeging andere raadsman
HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3663
Ook indien is verzocht om voortzetting van de inbewaringstelling krachtens de Wet Bopz geldt dat, indien de raadsman terugtreedt omdat zijn cliënt te kennen geeft niet meer door hem te willen worden bijgestaan, de rechter dient te onderzoeken of de betrokkene toevoeging van een andere raadsman wenst, en dat de rechter in zijn beschikking van het resultaat van dit onderzoek dient te doen blijken. Lees meer…
Sommige bekende baten zijn ook nagekomen baten in faillissement en schuldsanering
HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3678
1. Doordat de vernietiging van een rechterlijke uitspraak terugwerkende kracht heeft, ontstaat de vordering tot ongedaanmaking van de verrichte prestatie op het moment waarop ter uitvoering van die uitspraak is gepresteerd.
2. Art. 194 Fw heeft niet slechts betrekking op baten die voor de curator c.q. de bewindvoerder ten tijde van de vereffening onbekend waren, maar ook op voor de curator c.q. bewindvoerder op dat moment bekende baten die hij in de omstandigheden van het geval op redelijke gronden niet heeft gerealiseerd en daarom niet in de slotuitdeling heeft betrokken. Lees meer…
Waardering vermogensbestanddelen bij afwikkeling Amsterdams verrekenbeding
HR 28 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3462
De vraag, naar welke methode te verrekenen vermogensbestanddelen van ex-echtgenoten moeten worden gewaardeerd, hangt af van de omstandigheden van het geval, ook indien de waardering betrekking heeft op tot de onderneming van één der ex-echtgenoten behorende onroerende zaken. Daarbij mag de rechter acht slaan op de omstandigheid, dat de onderneming wordt voortgezet na de peildatum, alsmede aan het door partijen terzake de waardering gevoerde partijdebat. Lees meer…
Afstand van eigendomsvoorbehoud en bekrachtiging
HR 28 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3460 (mr. Snippers q.q./Rabobank)
(1) Afstand van een bij de overdracht van een zaak voorbehouden eigendom wordt gedaan door een daartoe strekkende overeenkomst met de wederpartij. (2) Voor bekrachtiging ex art. 3:58 BW is voldoende dat de onmiddellijk belanghebbenden zich niet – in het tijdvak tussen het verrichten van de rechtshandeling en de vervulling van een voor haar geldigheid gesteld wettelijk vereiste – op de nietigheid van de handeling hebben beroepen of zich hebben gedragen op een wijze die onverenigbaar is met de geldigheid van de desbetreffende rechtshandeling. Lees meer…
Klachtplicht en bewijslastverdeling
HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593 (FAR Trading / Edco Eindhoven)
Wanneer een schuldenaar (verkoper) zich beroept op de rechtsgevolgen van de klachtplichtregelingen van art. 6:89 en 7:23 BW, ligt het op de weg van de schuldeiser (koper) om te bewijzen dat en wanneer hij heeft geklaagd over gebreken in de prestatie. Het is vervolgens aan de verkoper om te bewijzen dat daarmee niet tijdig is geklaagd. Deze bijzondere regel van bewijslastverdeling wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat de klachtplichtregelingen de strekking hebben de verkoper te beschermen. Als op de verkoper ook het bewijsrisico ter zake van de klacht zelf en het tijdstip daarvan zou rusten, zou aan deze strekking van de klachtplichtregeling te zeer afbreuk worden gedaan. Lees meer…
Verhaal van opruimingskosten na verkeersongeval levert geen doorkruising Brandweerwet of Wegenwet op
HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3594 (Achmea/Staat)
Art. 1 lid 4 sub b Brandweerwet 1985 ziet uitsluitend op acute gevaarsituaties die veelal de snelle inschakeling van technische hulpmiddelen door de brandweer vereisen. De Wegenwet kent geen regeling voor het verhaal van herstelkosten, noch andere regelingen die door privaatrechtelijk kostenverhaal worden doorkruist. Privaatrechtelijk verhaal van opruimingskosten door de Staat na een verkeersongeval levert dan ook geen doorkruising van het publiekrecht op. Lees meer…
Cassatie in het belang der wet: voorlopige voorziening voor duur van het geding kan ook in verzoekschriftprocedures
HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533 (Cassatie in het belang der wet)
Ook tijdens een verzoekschriftprocedure kan iedere partij verzoeken dat de rechter een voorlopige voorziening treft voor de duur van het geding. Tegen de beschikking waarin dit verzoek wordt toegestaan of afgewezen, kan hoger beroep of cassatieberoep worden ingesteld voordat de eindbeschikking is gewezen. In verzoekschriftprocedures vinden art. 223, 337 lid 1 en 401a lid 1 Rv dus analoge toepassing. Lees meer…
Rechter in eerste aanleg oordeelt over herroeping na falend beroep op doorbreking appelverbod
HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3536 (Verzoeker/TSB)
De Hoge Raad beantwoordt een prejudiciële vraag over de bevoegde rechter ter zake van een verzoek om herroeping van een niet-appellabele beschikking, waartegen in appel tevergeefs met een beroep op de doorbrekingsjurisprudentie is opgekomen. Als de beoordeling in hoger beroep beperkt is gebleven tot een ontkennende beantwoording van de vraag of zich een doorbrekingsgrond voordoet, is de rechter in eerste aanleg de bevoegde rechter in de zin van art. 384 Rv. Lees meer…