Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: vernietiging


HR 19 februari 2021 ECLI:NL:HR:2021:274

De aanvang van de mediation in een grensoverschrijdend geschil kan op één lijn worden gesteld met de stuitingshandelingen genoemd in art. 3:316 BW. De verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling kan dan ook op de voet van art. 3:317 lid 2 BW worden gestuit door binnen zes maanden na een schriftelijke aanmaning de mediation aan te vangen.

Een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling moet worden ingesteld tegen alle partijen bij de rechtshandeling. De rechter die vaststelt dat dit niet is gebeurd, dient gelegenheid te geven om de niet opgeroepen partij alsnog in het geding te betrekken door oproeping op de voet van art. 118 Rv. Een dergelijke oproeping is ook nog mogelijk in het hoger beroep, de cassatie of de procedure na verwijzing en cassatie. (meer…)

HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:810

(i) Een door een echtgenoot ingestelde rechtsvorderingen tot (terugbetaling vanwege) vernietiging van een effectenleaseovereenkomst is niet op grond van art. 3:171 BW ingesteld ten behoeve van de gezamenlijke echtgenoten. Daarop gegeven onherroepelijke beslissingen hebben dan ook niet uit dien hoofde bindende kracht jegens beide echtgenoten;
(ii) Een onherroepelijke beslissing over het beroep op art. 1:89 lid 1 BW in een procedure waarin slechts een echtgenoot als procespartij is opgetreden heeft niet op de voet van art. 236 Rv gezag van gewijsde jegens de andere echtgenoot. De strekking van de art. 1:88 BW en 1:89 BW brengt echter wel mee dat met een onherroepelijke beslissing over het beroep op vernietiging in een procedure tussen de niet handelende echtgenoot en de wederpartij, ook tussen de handelende echtgenoot en de wederpartij vaststaat of de vernietiging rechtsgeldig was. Als de niet handelende echtgenoot geen partij was in de eerdere procedure kan de wederpartij jegens hem of haar daarentegen niet het gezag van gewijsde van de eerdere uitspraak inroepen. (meer…)

HR 11 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2577

De Hoge Raad bevestigt in deze kort gedingprocedure de uitleg in zijn arrest van 22 oktober 1940: handelingen van de curator die zijn verricht na vernietiging van het vonnis tot faillietverklaring, maar vóór of op de dag waarop aan het voorschrift tot aankondiging overeenkomstig art. 15 Fw is voldaan (kort gezegd: aankondiging dat de vernietiging onherroepelijk is geworden), blijven geldig en verbindend. (meer…)

HR 24 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1272

Erfgename vernietigt schenkingen die erflaatster bij leven had gedaan wegens misbruik van omstandigheden. Het hof had toepassing moeten geven aan de bewijsregel van art. 7:176 BW, door in beginsel op de begiftigde de bewijslast te leggen dat de schenkingen niet door misbruik van omstandigheden zijn tot stand gekomen. Van een uitzondering op deze regel had het hof uitdrukkelijk verantwoording moeten afleggen. (meer…)

HR 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:823 (Eiser / Centre Hotel)

Rechterlijke goedkeuring voor een van de wettelijke huurrechtbepalingen afwijkend beding (art. 7:291 BW) kan ook nog worden verkregen nadat het beding (in of buiten rechte) is vernietigd. Door goedkeuring wordt het vernietigde beding alsnog rechtsgeldig. De maatstaf ter goedkeuring waarborgt de rechtsbescherming van de huurder, aangezien goedkeuring slechts wordt verleend als het afwijkend beding diens rechten niet wezenlijk aantast, of de huurder – gelet op diens maatschappelijke positie – deze rechtsbescherming in redelijkheid niet behoeft. (meer…)

Cassatieblog.nl