Selecteer een pagina

Dossier: Huwelijksvermogensrecht

Huwelijksvermogensrecht


HR 31 augustus 2018 ECLI:NL:HR:2018:1414

Met de art. 821-826 Rv voor de scheidingsprocedure heeft de wetgever voorzien in een bijzondere, kennelijk uitputtende regeling van voorlopige voorzieningen in die procedure. Daarmee is niet goed te verenigen dat een dergelijke voorlopige voorziening ook op de voet van art. 223 Rv zou kunnen worden gevraagd. (meer…)

HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1180

Gelet op de ratio van de Wvps dienen afgekochte pensioenrechten bij de verdeling van een huwelijksgemeenschap op een zo veel mogelijk gelijke wijze in aanmerking te worden genomen als niet afgekochte pensioenrechten. (meer…)

HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1219

Voor de beantwoording van de vraag, of een buitenlandse pensioenregeling onder het toepassingsbereik van de Wvps valt, is beslissend of de buitenlandse pensioenregeling in de context van het maatschappelijke leven in het desbetreffende land een functie vervult die in voldoende mate overeenstemt met de functie van de Nederlandse pensioenregelingen waarop de Wvps van toepassing is, te weten: oudedagsvoorziening. Dat een buitenlands pensioen afkoopbaar is staat niet aan toepassing van de Wvps in de weg. (meer…)

HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1211

Als slechts één van twee partijen hoger beroep heeft ingesteld tegen een beslissing van de rechtbank, mag het hof niet een beslissing nemen die ongunstiger is voor de appellant. Dat is niet anders wanneer de rechtbank heeft beslist dat de waarde van een aantal ondernemingen moet worden verdeeld, en in appel blijkt dat het niet mogelijk is om die waarde vast te stellen. Het hof mocht niet een andere verdeling kiezen waarbij de waarde niet hoefde te worden verrekend (en dus ook niet hoefde te worden vastgesteld), omdat niet was uitgesloten dat de nieuwe verdeling een verslechtering betekende voor appellant ten opzichte van de uitspraak van de rechtbank. (meer…)

HR 22 juni 2018 ECLI:NL:HR:2018:979

Een in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenote van een onder bewind gestelde man kan als belanghebbende in de zin van 798 lid 1 Rv worden aangemerkt en kan dus  in hoger beroep komen van een door de kantonrechter op grond van art. 1:441 lid 2 BW afgegeven machtiging.

(meer…)

HR 4 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:695

Een beslissing van de rechter die het recht op een bijdrage voor levensonderhoud (praktisch) definitief doet eindigen voordat de in artikel 1:157 lid 4 BW genoemde periode van twaalf jaar is verstreken, dient te voldoen aan hoge motiveringseisen. Terughoudendheid dient te worden betracht bij beëindiging op een datum in het verleden. Het ‘afnemen’ of ‘vervallen’ van lotsverbondenheid kan géén grond zijn voor beëindiging van de alimentatieverplichting, ook niet in samenhang met andere omstandigheden. (meer…)

Cassatieblog.nl