Selecteer een pagina
Toepasselijkheid CMR op gecombineerd vervoer

Toepasselijkheid CMR op gecombineerd vervoer

HR 1 juni 2012,  ECLI:NL:HR:2012:BV3678 (IF en SIF/Eimskip)

Het CMR-Verdrag is in het algemeen niet van toepassing op multimodaal vervoer (vervoer van goederen met verschillende transportmiddelen) dat niet het zogeheten “stapelvervoer” betreft. In geval van multimodaal vervoer is het CMR-verdrag ook niet van toepassing op het gedeelte van het vervoerstraject dat over de weg plaatsvindt, omdat een stelsel waarin de toepasselijke regels veranderen al naar gelang het specifieke vervoertraject, onwerkbaar is. Lees meer…

Gemeentelijk goedkeuringsvoorbehoud als opschortende voorwaarde

Gemeentelijk goedkeuringsvoorbehoud als opschortende voorwaarde

HR 1 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1748 (Gemeente Almere/X c.s.)

Art. 160 lid 1 sub e Gemeentewet kent het college van B&W de bevoegdheid toe tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Deze bevoegdheid sluit niet uit dat met instemming van B&W onderhandelingen over een voorgenomen privaatrechtelijke rechtshandeling namens de gemeente door ambtenaren kunnen worden gevoerd en dat als resultaat van die onderhandelingen een rechtshandeling tot stand komt onder de voorwaarde van goedkeuring door het college van B&W. In een dergelijk geval kan een zodanige voorwaarde (door partijen of de rechter) worden aangemerkt als opschortende voorwaarde in de zin van art. 6:21 BW, zodat in voorkomend geval ook art. 6:23 lid 1 BW toepassing kan vinden. Lees meer…

Maatstaf aansprakelijkheid gemeente voor onjuiste of onvolledige inlichtingen

Maatstaf aansprakelijkheid gemeente voor onjuiste of onvolledige inlichtingen

HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW0219

De vraag of een gemeente, naar aanleiding van een door een belanghebbende gedaan verzoek, onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft gegeven, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daartoe behoort in de eerste plaats de inhoud van het verzoek en hetgeen de gemeente daaromtrent heeft moeten begrijpen en de aard en inhoud van de daarop gegeven inlichtingen en hetgeen de belanghebbende daaromtrent heeft moeten begrijpen. Pas als de belanghebbende in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs erop mocht vertrouwen dat hem juiste en volledige inlichtingen met bepaalde inhoud werden gegeven, kan plaats zijn voor het oordeel dat het verstrekken daarvan – indien die mededelingen onjuist of onvolledig zijn – onrechtmatig is jegens belanghebbende. Lees meer…

Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing ex art. 1:259 BW en procesbelang

Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing ex art. 1:259 BW en procesbelang

HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9538 (X c.s./Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland)

Ouders die vervallenverklaring verzoeken van een schriftelijke, maar inmiddels door de gezinsvoogdijinstelling ingetrokken aanwijzing ex art. 1:259 BW, behouden belang bij een rechterlijke toetsing, indien de voortgezette vervulling van een aan de verblijfstitel van één van de ouders verbonden voorwaarde mede afhankelijk is van een oordeel over de rechtmatigheid van de schriftelijke aanwijzing. Lees meer…

Zelfstandig hulpverlener heeft in beginsel recht op afgifte kopieën patiëntendossiers

Zelfstandig hulpverlener heeft in beginsel recht op afgifte kopieën patiëntendossiers

HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV8508 (Velthuis Kliniek/X)

Art. 7:454 BW legt op iedere hulpverlener de verplichting om een dossier in te richten en te bewaren. Op grond van art. 7:456 BW dient de hulpverlener aan de patiënt desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in of afschrift van het dossier te verstrekken. Uit deze bepalingen vloeit voort dat iedere hulpverlener dient te beschikken over de dossiers van patiënten voor zover deze door hem als hulpverlener zijn behandeld, hetgeen meebrengt dat hij in zoverre (in beginsel) recht heeft op in ieder geval een kopie van die dossiers. Lees meer…

Samenloop beschermingsbewind en schuldsaneringsregeling

Samenloop beschermingsbewind en schuldsaneringsregeling

HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV4010 en ECLI:NL:HR:2012:BV4021 (Cassatie in het belang der wet)

Het indienen van een schuldsaneringsverzoek behoort niet tot de in art. 1:441 lid 1 BW bedoelde taak van de beschermingsbewindvoerder, zodat die de schuldenaar niet in rechte vertegenwoordigt bij de indiening van dat verzoek. De schuldenaar over wiens goederen bewind is ingesteld is (dus) zelfstandig bevoegd om een schuldsaneringsverzoek in te dienen.  Wel vormen het bewind en de houding van de beschermingsbewindvoerder met betrekking tot het verzoek relevante omstandigheden die de rechter bij zijn beslissing op het verzoek in aanmerking dient te nemen, zodat eventueel oproeping van de bewindvoerder moet plaatsvinden. Hetzelfde geldt bij de behandeling van een rechtsmiddel tegen een beslissing tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op de voet van art. 350 FwLees meer…

Beschermingsomvang octrooi

Beschermingsomvang octrooi

HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3680 (AGA/Occlutech)

Art. 69 van het Europees Octrooiverdrag (EOV) houdt in dat de beschermingsomvang van een octrooi wordt bepaald door de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies. Het bijbehorende uitlegprotocol bepaalt hoe art. 69 EOV begrepen moet worden en daarmee hoe octrooien uitgelegd dienen te worden. In hoeverre de verschillende gezichtspunten uit het arrest Ciba Geigy/Oté Optics (NJ 1995, 391) bij de uitleg van octrooien in aanmerking moeten worden genomen, wordt bepaald door factoren als de aard van het octrooi en de beschrijving van de uitvinding, alsmede door het partijdebat. De betekenis van het verleningsdossier (ten behoeve van anderen dan de octrooihouder) is niet beperkt tot materie die de octrooihouder eerder niet had geclaimd of waarvan deze afstand heeft gedaan.  Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl