Selecteer een pagina
VN heeft immuniteit voor vordering Moeders van Srebrenica

VN heeft immuniteit voor vordering Moeders van Srebrenica

HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1999 (Stichting Mothers of Srebrenica c.s./Staat en Verenigde Naties)

De immuniteit die aan de Verenigde Naties (VN) is verleend, is absoluut. Het handhaven daarvan behoort tot de verplichtingen van de leden van de VN die ingevolge art. 103 van het VN-Handvest in geval van strijdigheid voorrang hebben boven verplichtingen krachtens andere internationale overeenkomsten. Uit de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 3 februari 2012 volgt dat ook de bijzondere ernst van de verwijten die in dit geval aan de VN worden gemaakt (te weten het niet voorkomen van de genocide die na de val van de enclave Srebrenica door de Bosnische Serviërs is gepleegd), niet kan meebrengen dat aan de VN in deze procedure geen immuniteit toekomt. Lees meer…

Over mededelingen en controle

Over mededelingen en controle

HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6693 (Erdem/Rabobank)

Een assurantietussenpersoon mag in het algemeen afgaan op de juistheid van een mededeling van zijn opdrachtgever dat is voldaan aan de uit de polis voortvloeiende verplichtingen tot het nemen van preventiemaatregelen. Behoudens bijzondere omstandigheden gaat zijn zorgplicht dan ook niet zo ver dat hij dient te controleren of die mededeling juist is. Lees meer…

De rol van de Hoge Raad in alimentatiezaken

De rol van de Hoge Raad in alimentatiezaken

De alimentatierechter is steeds op zoek naar een balans tussen maatwerk en efficiency: Tremanormen worden soms niet slechts als richtlijn, maar als regels gehanteerd. De Hoge Raad acht dat laatste niet toelaatbaar. Deze controle ziet dus op een juiste rechtstoepassing (individuele rechtsbescherming) en niet zo zeer op het bevorderen van de rechtseenheid. In het Nederlandse Juristenblad schrijft Ans van Duijvendijk-Brand over deze bijzondere rol die de Hoge Raad speelt in het alimentatierecht. Lees meer…

Kinderalimentatie en Duitse “Eigenheimzulage” en Duitse kinderbijslag

Kinderalimentatie en Duitse “Eigenheimzulage” en Duitse kinderbijslag

HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2510 

Het hof heeft een onbegrijpelijk oordeel gegeven door de Eigenheimzulage – een subsidie die de Duitse overheid uitkeert ter stimulering van het eigen woningbezit – buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van de hoogte van kinderalimentatie. Het niet in aanmerking nemen van de Duitse kinderbijslag is niet onbegrijpelijk. Lees meer…

Kwalitatief recht hoeft niet mede te zijn bedongen ten behoeve van rechtsopvolgers

Kwalitatief recht hoeft niet mede te zijn bedongen ten behoeve van rechtsopvolgers

HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6727 (A c.s./Tennisvereniging De IJpelaar)

Een kwalitatief recht (art. 6:251 BW) hoeft door de schuldeiser niet mede te zijn bedongen ten behoeve van diens rechtsopvolgers onder bijzondere titel, ook niet naar oud recht. Een beroep op onvoorziene omstandigheden (art. 6:258 BW) – waarvoor in kort geding geen plaats is – mag door de rechter worden opgevat als een beroep op derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW). Voor derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid is vereist dat gebondenheid aan de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, en niet of gebondenheid niet langer redelijk is. Lees meer…

Het toepasselijk recht op documentair krediet (2)

Het toepasselijk recht op documentair krediet (2)

HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1522 (Al Rafidain Bank/Solvochem-Holland)

Uit de acceptatie van de getrokken wissels kon het hof afleiden dat de bank deze in overeenstemming achtte met de voorwaarden van het documentairkrediet en de verschuldigdheid van de bedragen onder het accreditief heeft erkend. Het oordeel van het hof dat in de verhouding tussen een bank en een begunstigde uit hoofde van documentair accreditief de openende bank geldt als de partij die de kenmerkende prestatie verricht, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BV1523). Over de juistheid van toepassing van het Iraaks verjaringsrecht kan in cassatie niet worden geklaagd. Lees meer…

Het toepasselijk recht op documentair krediet (2)

Het toepasselijk recht op documentair krediet (1)

HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1523 (Rasheed Bank/SolvochemHolland)

Van stilzwijgende rechtskeuze kan slechts sprake zijn als deze blijkt uit concrete omstandigheden die erop wijzen dat partijen deze keuze gewild hebben. Het oordeel van het hof dat in de verhouding tussen een bank en een begunstigde uit hoofde van documentair accreditief de openende bank geldt als de partij die de kenmerkende prestatie verricht in de zin van het commune IPR inzake het toepasselijk recht op overeenkomsten, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Lees meer…

Aanvangstijdstip van de verjaring van een regresvordering tussen hoofdelijk medeschuldenaren

Aanvangstijdstip van de verjaring van een regresvordering tussen hoofdelijk medeschuldenaren

HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3784 (ASR/Achmea)

Op de verjaring van een regresvordering tussen hoofdelijk medeschuldenaren (art. 6:10 lid 2 BW) is de verjaringstermijn van vijf jaar van art. 3:310 lid 1 BW van toepassing. Deze termijn gaat niet eerder lopen dan het moment waarop de regresvordering is ontstaan. Dit laatste is het geval zodra één van de hoofdelijk schuldenaren de vordering van de schuldeiser voldoet voor meer dan het gedeelte dat hem aangaat. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl