Selecteer een pagina
Een contractueel cessieverbod wordt in beginsel geacht slechts verbintenisrechtelijke werking te hebben

Een contractueel cessieverbod wordt in beginsel geacht slechts verbintenisrechtelijke werking te hebben

HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:682 (Coface Finance Gmbh / Intergamma B.V.)

Een contractueel cessieverbod als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW leidt tot onoverdraagbaarheid van de vordering (vgl. HR 17 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0168). Bij de uitleg van bedingen die de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht uitsluiten geldt echter als uitgangspunt dat zo’n beding geacht wordt uitsluitend verbintenisrechtelijke werking te hebben, tenzij uit de – naar objectieve maatstaven uit te leggen – formulering daarvan blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW is beoogd. Lees meer…

Mededelingsplicht professionele kredietverlener jegens particuliere borg geldt niet voor faillissementscurator in het kader van boedelbeheer

Mededelingsplicht professionele kredietverlener jegens particuliere borg geldt niet voor faillissementscurator in het kader van boedelbeheer

HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:679 (mr. Dulack q.q./verweerster)

De regel dat op de professionele kredietverlener die een borgtochtovereenkomst aangaat met een particulier een mededelingsplicht rust omtrent de risico’s van de borgstelling, geldt niet voor de faillissementscurator die in het kader van het beheer en de vereffening van de faillissementsboedel(s) een particuliere borgtochtovereenkomst aangaat ter afwikkeling van een geschil over de onttrekking van gelden aan de boedel(s). Lees meer…

Grenzen aan de derdenwerking van een dwangsombesluit

Grenzen aan de derdenwerking van een dwangsombesluit

HR 14 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:624 (Gemeente Amstelveen / J&B Vastgoed en DNC Vastgoed)

Het verhaal van al verbeurde dwangsommen op de rechtsopvolger van degene die deze in eerste instantie heeft verbeurd, wordt niet altijd gelegitimeerd door het doel en de strekking van artikel 100e (oud) en 100e (nieuw)[1] Woningwet. Zonder nadere wettelijke basis is dit verhaal in elk geval niet gerechtvaardigd wanneer de rechtsopvolger geheel buiten de niet-naleving van de Woningwet staat die aanleiding was voor de dwangsom, aan die niet-naleving onmiddellijk een einde heeft gemaakt na de rechtsopvolging en bovendien geen voordeel trekt uit de niet-naleving. Lees meer…

Ook schulden wegens achterstallige kinderalimentatie tellen in beginsel mee bij vaststelling draagkracht

Ook schulden wegens achterstallige kinderalimentatie tellen in beginsel mee bij vaststelling draagkracht

HR 14 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:627

Bij de bepaling van de draagkracht van de alimentatieplichtige zijn in beginsel alle schulden van belang. De opvatting dat schulden wegens achterstallige betaling van kinderalimentatie zich naar hun aard ertegen verzetten dat daarmee bij de vaststelling van de draagkracht rekening wordt gehouden, vindt geen steun in het recht. Lees meer…

Faillietverklaring op grond van bij verstekvonnis toegewezen vordering waartegen nog verzet open staat

Faillietverklaring op grond van bij verstekvonnis toegewezen vordering waartegen nog verzet open staat

HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:524 (X/Stichting Bedrijfstakpensioenfonds over de weg en Stichting Opleidings- en ontwikkelingsfonds beroepsgoederenvervoer over de weg en verhuur van mobiele kranen)

Nu een verstekvonnis wordt gewezen zonder dat de gedaagde is gehoord, kan in het kader van de toetsing of summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van de aanvrager van een faillissement (art. 6 lid 3 Fw) de juistheid van dat verstekvonnis niet zonder meer uitgangspunt zijn indien daartegen verzet is ingesteld of nog kan worden ingesteld. Dat geldt met name indien de veroordeelde gemotiveerd stelt dat en waarom het vonnis in de verzetprocedure geen stand zal houden in verband met feiten en omstandigheden waarmee in dat vonnis geen rekening is gehouden, omdat deze niet ter kennis van de rechter waren gebracht. Lees meer…

Dekkingsweigering wegens niet-meewerken verzekerde slechts indien verzekeraar in redelijke belangen is geschaad

Dekkingsweigering wegens niet-meewerken verzekerde slechts indien verzekeraar in redelijke belangen is geschaad

HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:522 (verzekerden / SRK)

Ook bij schending van de medewerkingsplicht kan de verzekeraar slechts dekking weigeren als hij aantoont dat hij door dit niet-meewerken in zijn redelijke belangen is geschaad (vgl. 5 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA9705). Uit het oordeel van het hof blijkt onvoldoende dat de door de verzekeraar aangevoerde nadelen – dat zij door het uitblijven van een reactie meer werk moest verrichten, en dat de vertraging de kans op een schikking verkleinde – voldoende klemmend waren. Lees meer…

Procesbevoegdheid beschermingsbewindvoerder ex art. 1:435 BW

Procesbevoegdheid beschermingsbewindvoerder ex art. 1:435 BW

HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525

Antwoord op prejudiciële vragen over procespositie beschermingsbewindvoerder. Uitgangspunt is dat bewindvoerder in een procedure waarin de rechthebbende zelf gedagvaard is, als formele procespartij kan verschijnen. Indien de wederpartij van de rechthebbende bekend is met het bewind of had behoren te zijn, dient de bewindvoerder en niet de rechthebbende in rechte te worden betrokken. Rechtsmiddelen dienen eveneens door of tegen de bewindvoerder te worden ingesteld. De rechten uit een huurovereenkomst waarbij de rechthebbende voor de onderbewindstelling partij is geworden zijn aan te merken als goederen in de zin van art. 1:431 lid 1 BW. Lees meer…

De uitingsvrijheid van een Advocaat-Generaal: prikkelend publiceren mag

De uitingsvrijheid van een Advocaat-Generaal: prikkelend publiceren mag

HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:509, ECLI:NL:HR:2014:510, ECLI:NL:HR:2014:511

Een Advocaat-Generaal geeft geen blijk van ‘onbehoorlijk gedrag’ in de zin van art. 13f, eerste lid, Wet RO wanneer hij een opiniërend artikel schrijft waaraan geen verder reikende strekking toekomt dan als tot debat prikkelende uiting, die bovendien onvoldoende verband houdt met de merites van een concreet geschil waarbij de klagers betrokken zijn of kunnen zijn. Onder die omstandigheden wordt aan het gezag van of het vertrouwen in de rechtspraak geen afbreuk gedaan en is de vrees van klagers voor een negatieve invloed van de uiting op mogelijke procedures waarin zij betrokken zijn, niet gerechtvaardigd. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl