Alle berichten met de tag: redelijkheid en billijkheid


HR 15 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1756

Het hof heeft terecht op grond van art. 6:248 lid 1 BW voor de gevallen waarin wordt voldaan aan de voorwaarden, genoemd in het hofarrest ASR/[…], als algemene regel van aanvullend recht aangenomen dat de pachter verplicht is de aan het verpachte toe te rekenen fosfaatrechten over te dragen aan de verpachter, tegen betaling van 50% van de marktwaarde daarvan aan de pachter. (meer…)

HR 7 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1071

Art. 6:265 lid 1 BW is van aanvullend recht. Het staat partijen in beginsel vrij om daarvan bij overeenkomst af te wijken. Dat hebben partijen in dit geval gedaan met art. 12 van de huurovereenkomst. Of de ontbinding van die overeenkomst doel treft moet daarom aan de hand van dat artikel worden beoordeeld. (meer…)

HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1374

De werkgever is de aanzegvergoeding steeds verschuldigd als hij zijn werknemer niet schriftelijk heeft medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zal worden voortgezet. Dit geldt ook als dit laatste voor de werknemer langs andere weg duidelijk was of de werknemer geen nadeel heeft geleden door het niet naleven van deze schriftelijkheidseis. (meer…)

HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:485

Een reconventionele vordering kan alleen worden ingesteld tegen een processuele wederpartij. Indien de afzonderlijke vennoten van een vof geen partij zijn bij de procedure kan tegen hen dus geen reconventionele vordering worden ingesteld. Een partij kan de rechter wel verzoeken om de vennoten op grond van art. 118 Rv in het geding te betrekken. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad in dit arrest dat de herkansingsfunctie van een hoger beroep meebrengt dat een partij in hoger beroep voor het eerst een verweer mag voeren of een bepaalde stelling mag innemen, ook als zij in eerste aanleg daarmee strijdige verweren of stellingen heeft (aan)gevoerd. Deze regel is echter niet onbegrensd. Onder omstandigheden kan een partij het recht daartoe hebben verwerkt, zodat het inroepen van een nieuwe stelling of een nieuw verweer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Of daarvan sprake is, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. (meer…)

HR 7 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:213

Indien een werknemer een werkgever ertoe beweegt een arbeidsovereenkomst tot stand te doen komen door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat hij verplicht was mede te delen of door een andere kunstgreep, is bedrog aanwezig en kan de werkgever zich beroepen op de (buitengerechtelijke) vernietiging van de arbeidsovereenkomst. Voor het slagen van dit beroep is niet vereist dat de arbeidsovereenkomst (vrijwel) geheel nutteloos is geweest. (meer…)

Cassatieblog.nl