Selecteer een pagina
Gefailleerde is belanghebbende bij verzoek benoeming schuldeiserscommissie

Gefailleerde is belanghebbende bij verzoek benoeming schuldeiserscommissie

HR 6 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1338 (SNS Property Finance B.V. en de Rabobank Apeldoorn e.o/ X)

Indien op de voet van art. 74 Fw dan wel art. 75 Fw een schuldeiserscommissie is benoemd, is de gefailleerde op grond van art. 105 lid 1 Fw verplicht om voor deze commissie te verschijnen en haar alle inlichtingen te verschaffen, zo dikwijls hij daartoe wordt opgeroepen. Dergelijke verstrekkende verplichtingen jegens een commissie uit de schuldeisers kunnen de gefailleerde zodanig in een eigen belang treffen dat hij in de procedure op de voet van art. 74 Fw dan wel art. 75 Fw behoort te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, hetgeen grond is om hem in dat verband als belanghebbende aan te merken. Lees meer…

Bij vereenvoudigde afwikkeling faillissement kan schuldeiser zich door verzet tegen uitdelingslijst alsnog beroepen op voorrang

Bij vereenvoudigde afwikkeling faillissement kan schuldeiser zich door verzet tegen uitdelingslijst alsnog beroepen op voorrang

HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1404 (X/mr. H.M. Eijking q.q.)

Ingevolge art. 137e Fw kan een schuldeiser in verzet komen tegen de uitdelingslijst die is opgemaakt in het kader van een vereenvoudigde afwikkeling van het faillissement (art. 137a-137g Fw). Indien in de vereenvoudigde afwikkeling van het faillissement geen verificatievergadering is gehouden, kan een schuldeiser zich bij wege van verzet tegen de uitdelingslijst beroepen op een recht van voorrang, waarop hij eerder geen beroep heeft gedaan. Lees meer…

Telefoonabonnement met “gratis” toestel is koop op afbetaling / consumentenkrediet

Telefoonabonnement met “gratis” toestel is koop op afbetaling / consumentenkrediet

HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1385

Een telefoonabonnement waarbij een telefoon om niet ter beschikking wordt gesteld aan de consument, kwalificeert in beginsel als koop op afbetaling in de zin van art. 7A:1576 e.v. BW, krediettransactie in de zin van art. 1 sub a, 2e Wck (oud) en kredietovereenkomst in de zin van art. 7:57 lid 1 sub c BW. In geval van vernietiging wegens strijd met de desbetreffende wettelijke regels kan de overeenkomst met toepassing van art. 3:41 BW (mogelijk) gedeeltelijk in stand blijven. Lees meer…

Na veertiendagenbrief geen nadere incassohandeling nodig voor buitengerechtelijke incassokosten

Na veertiendagenbrief geen nadere incassohandeling nodig voor buitengerechtelijke incassokosten

HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405 (Fa-Med/X)

Als de schuldeiser in redelijkheid tot het verrichten van incassohandelingen is overgegaan en de in art. 6:96 lid 6 BW genoemde veertiendagenbrief aan de consument-schuldenaar heeft gestuurd, wordt bij uitblijven van de betaling binnen de termijn van veertien dagen de in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten genormeerde vergoeding voor buitengerechtelijke incassohandelingen door de consument-schuldenaar verschuldigd, zonder dat de schuldeiser gehouden is daartoe nog nadere incassohandelingen te verrichten. Lees meer…

60%-regel mocht niet worden toegepast zonder respons op stellingen over exceptioneel uitgavenpatroon in gekozen peiljaar

60%-regel mocht niet worden toegepast zonder respons op stellingen over exceptioneel uitgavenpatroon in gekozen peiljaar

HR 6 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1336

De behoefte van de alimentatiegerechtigde dient zoveel mogelijk aan de hand van concrete gegevens betreffende de reële of met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten kosten van levensonderhoud te worden bepaald (HR 3 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM7050). Het stond het hof vrij om als peiljaar te kiezen voor het laatste volledige jaar vóór het feitelijke uiteengaan van partijen, maar het hof had het standpunt van de man over het exceptionele inkomsten- en uitgavenbeeld van dat jaar moeten betrekken in de behoeftebepaling. Lees meer…

Geheel verval loonaanspraak bij weigering passende arbeid door arbeidsongeschikte werknemer

Geheel verval loonaanspraak bij weigering passende arbeid door arbeidsongeschikte werknemer

HR 6 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1341 (Eiser/CSU Personeel B.V.)

Prejudiciële vraag over de uitleg van art. 7:629 lid 3 onder c BW. Onder “de tijd, gedurende welke” een arbeidsongeschikte werknemer passende arbeid niet heeft verricht moet worden verstaan: de gehele periode waarin de werknemer weigert passende arbeid te verrichten. Indien de werknemer ten onrechte weigert passende arbeid te verrichten komt derhalve zijn loonaanspraak geheel te vervallen, ook over het deel van de werktijd waarvoor de werknemer arbeidsongeschikt is. Lees meer…

Ook vennootschapswinst kan rol spelen bij draagkrachtberekening alimentatieplichtige directeur-grootaandeelhouder

Ook vennootschapswinst kan rol spelen bij draagkrachtberekening alimentatieplichtige directeur-grootaandeelhouder

HR 6 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1335

Bij het vaststellen van de draagkracht van de alimentatieplichtige dient niet alleen acht te worden geslagen op de inkomsten die de alimentatieplichtige zich feitelijk verwerft, maar ook op de inkomsten die hij zich in redelijkheid kan verwerven. Ingeval een directeur-grootaandeelhouder alimentatieplichtig is, gaat het bij de in aanmerking te nemen inkomsten niet alleen om zijn uit de onderneming genoten salaris, maar kan ook de in de vennootschap behaalde winst een rol spelen bij de draagkrachtberekening. Lees meer…

Opmerkingen in te dienen bij cassatie in belang der wet over vakantiegeld en beslagvrije voet

Opmerkingen in te dienen bij cassatie in belang der wet over vakantiegeld en beslagvrije voet

HR 6 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1342 (cassatie in het belang der wet)

De functie van een vordering tot cassatie in het belang der wet is dezelfde als die van de beantwoording van prejudiciële vragen, namelijk het beantwoorden van rechtsvragen die voor de praktijk van belang zijn, mede in verband met de rechtseenheid en rechtsontwikkeling. Daarom maakt de Hoge Raad het maken van schriftelijke opmerkingen door tussenkomst van een advocaat bij de Hoge Raad ook mogelijk bij de behandeling van een cassatieberoep in het belang der wet, als daar aanleiding voor is. In deze zaak gaat het om de vraag hoe bepaald moet worden of een vakantiegelduitkering onder de beslagvrije voet van art. 475b Rv valt. Lees meer…

Het ontstaan van een belastingschuld voor de toepassing van art. 53 Fw

Het ontstaan van een belastingschuld voor de toepassing van art. 53 Fw

HR 23 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1213 (Productschap Vee en Vlees / Van der Molen qq)

Een belastingschuld die voortvloeit uit een ná faillietverklaring in werking getreden heffingsverordening – welke verordening terugwerkt tot een datum gelegen vóór faillietverklaring en daarom een grondslag biedt voor heffingen over de periode vóór faillietverklaring – is voor de toepassing van art. 53 Fw niet ontstaan vóór faillietverklaring. Een dergelijke schuld kan dus niet op grond van dat artikel worden verrekend met een vordering van de failliet op het desbetreffende overheidslichaam.  Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl