Selecteer een pagina
Ongeschreven verplichting tot rekening en verantwoording over gevoerd vermogensbeheer

Ongeschreven verplichting tot rekening en verantwoording over gevoerd vermogensbeheer

HR 9 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1089 (X/Mr. R.E. Blaauw q.q.)

Aan het oordeel dat op grond van ongeschreven recht een verplichting bestaat om zich te verantwoorden over de behoorlijkheid van het over het vermogen van een ander gevoerd beheer, kan bijdragen dat sprake is van een rechtsverhouding die verwantschap vertoont met een of meer in de wet geregelde gevallen waarin een dergelijke verplichting is neergelegd, zoals gemeenschap, opdracht of zaakwaarneming. Voor het overige is het antwoord op de vraag of een zodanige verantwoording geboden is, sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Lees meer…

Klachtplicht: voor aanvang termijn is bekendheid met gebrek waarop koper zich beroept (in beginsel) bepalend

Klachtplicht: voor aanvang termijn is bekendheid met gebrek waarop koper zich beroept (in beginsel) bepalend

HR 9 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1077 (ABN Amro/Botersloot C.V.)

Als een koper een aanvankelijk geconstateerd gebrek aan een door hem gekochte zaak voor lief neemt, en later ontdekt dat het gebrek van groter omvang of van andere aard is dan hij aanvankelijk dacht, kan aan een beroep op dat gebrek in de weg kan staan dat hij na zijn aanvankelijke ontdekking geen nader onderzoek heeft gedaan of laten doen, terwijl dat in de omstandigheden van het geval redelijkerwijs van hem kon worden verwacht. Het is aan de verkoper zich daarop te beroepen. De rechter mag, bij beantwoording van de vraag of de koper tijdig aan zijn klachtplicht heeft voldaan, aanknopen bij het gebrek waarop de koper zich beroept. Hij hoeft in het kader van de vraag wanneer de klachttermijn is aangevangen, niet (onafhankelijk van het partijdebat) te onderzoeken of de zaak de eigenschappen bezit die de koper op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Lees meer…

Rechtsmacht van de Nederlandse rechter in interregionale kwesties

Rechtsmacht van de Nederlandse rechter in interregionale kwesties

HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1063

Bij gebreke van een rijksregeling dient de rechter in het Nederlandse deel van het Koninkrijk evenals de rechter in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, zijn bevoegdheid in privaatrechtelijke zaken van interregionale aard te bepalen door zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de bevoegdheidsregels die voor hem gelden op het terrein van het internationaal privaatrecht. De rechter in het Nederlandse deel van het Koninkrijk dient daarbij eerst te onderzoeken of overeenkomstige toepassing kan worden gegeven aan de in verdragen en EU-verordeningen neergelegde bevoegdheidsbepalingen. Slechts indien blijkt dat dergelijke verdragrechtelijke of Unierechtelijke bepalingen ontbreken of zich niet lenen voor overeenkomstige toepassing, dient de rechter zijn rechtsmacht te bepalen met overeenkomstige toepassing van art. 1-14 Rv. Lees meer…

Tijdige klacht over partijdigheid van een deskundige

Tijdige klacht over partijdigheid van een deskundige

HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1067  (Eiser/Hallmark)

Bij de beantwoording van de vraag op welk moment een partij dient te klagen indien haar tijdens het deskundigenonderzoek feiten en omstandigheden bekend worden die haar doen twijfelen aan de onpartijdigheid van de deskundige, geldt als uitgangspunt dat de klacht tijdig is aangevoerd indien zij door die partij naar voren wordt gebracht in haar eerste gedingstuk nadat het rapport van de deskundige is gedeponeerd. Dit kan anders zijn wanneer de eisen van een goede procesorde meebrengen dat de klacht eerder moet worden aangevoerd. Lees meer…

Wettelijke onderhoudsverplichting jegens (stief-)kinderen heeft ook voorrang op morele onderhoudsverplichting

Wettelijke onderhoudsverplichting jegens (stief-)kinderen heeft ook voorrang op morele onderhoudsverplichting

HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1066

Op grond van art. 1:400 BW heeft de onderhoudsverplichting jegens eigen kinderen en stiefkinderen (art. 1:392 lid 1 onder c BW) voorrang boven andere wettelijke onderhoudsverplichtingen. Gelet op de strekking van art. 1:400 BW moet worden aangenomen dat die voorrang ook geldt ten opzichte van morele onderhoudsverplichtingen jegens de kinderen van een nieuwe partner met wie de onderhoudsplichtige geen huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan.  Lees meer…

Onbegrijpelijk oordeel over integriteit bankdirecteur

Onbegrijpelijk oordeel over integriteit bankdirecteur

HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1056 (ABN AMRO/Verweerder)

Bij de beantwoording van de vraag of ABN AMRO afgifte van een integriteitsverklaring mocht weigeren, diende het hof de relevante gedragingen van verweerder niet alleen op zichzelf, maar mede in onderlinge samenhang te beoordelen. Daarom is het oordeel dat die gedragingen niet in strijd zijn met de Integriteitscode van de Nederlandse Vereniging van Banken onvoldoende gemotiveerd. Lees meer…

Uitsluitende toepasselijkheid van art. 1:263a BW

Uitsluitende toepasselijkheid van art. 1:263a BW

HR 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1019

Een redelijke uitleg van de art. 1:258 en 1:263a BW brengt mee dat art. 1:263a BW ondanks zijn formulering ook – en in verband met de ruimere rechtsbescherming: bij uitsluiting – van toepassing is in een geval waarin de minderjarige zijn hoofdverblijf heeft bij een van zijn met het gezag belaste ouders en een contact beperkende aanwijzing wordt gegeven met betrekking tot de andere met het gezag belaste ouder bij wie hij niet zijn hoofdverblijf heeft. Lees meer…

Wijziging kinderalimentatie met terugwerkende kracht: behoedzaamheid geboden

Wijziging kinderalimentatie met terugwerkende kracht: behoedzaamheid geboden

HR 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1001

De rechter die voornemens is een wijziging van de alimentatieverplichting in te laten gaan op een vóór zijn uitspraak gelegen datum, moet behoedzaam gebruikmaken van die bevoegdheid, met name indien dit ingrijpende gevolgen kan hebben voor de onderhoudsgerechtigde. De rechter zal steeds, aan de hand van hetgeen ten processe is gebleken, moeten beoordelen in hoeverre een daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichting in redelijkheid kan worden aanvaard. Hij is bij die beoordeling niet afhankelijk van een door de onderhoudsgerechtigde gevoerd, op die terugbetaling betrekking hebbend verweer. Lees meer…

Rechtsmiddelenverbod in deelgeschilprocedure kan worden doorbroken

Rechtsmiddelenverbod in deelgeschilprocedure kan worden doorbroken

HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:943

(1) De uitsluiting van rechtsmiddelen tegen de beslissing op een deelgeschil (art. 1019bb Rv) kan worden doorbroken op grond van de in de rechtspraak ontwikkelde “doorbrekingsgronden”. Hieraan doet niet af dat op grond van art. 1019cc lid 3 Rv in een bodemprocedure opgekomen kan worden tegen de beslissingen van de deelgeschilrechter omtrent de materiële rechtsverhouding van partijen.
(2) Indien met een beroep op een doorbrekingsgrond een rechtsmiddel wordt ingesteld tegen een beschikking in een deelgeschil, zijn ook in dat geding de bepalingen inzake de deelgeschilprocedure – waaronder de bijzondere proceskostenregeling van art. 1019aa Rv – van toepassing. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl